De lucht is dik van kou en vocht van de afgelopen dagen. In het wolkendek herken ik geen vormen waardoor de wolken als een grauwe saaie deken over de ochtend liggen.
Ik vertraag mijn pas om alles goed in me op te nemen. Bewust zoekend naar iets bijzonders, iets wat mijn aandacht trekt. Ik passeer de met mos bedekte wilgenvormen. Zie hoe de terugtrekkende rivier ingehaald wordt door de oprukkende rivier achter hem. Een zuigende werking van de vrachtschepen die brommend passeren. Het zuigt ook mijn aandacht op. Alsof je als eeuwige twijfelaar jezelf terugtrekt, maar je toch de bühne opgaat. Gaan, zoek, vind.
Een enorme drang, een must, om iets te vinden. Maar ik blijf hangen in de heen en weer gaande beweging van pushen en terugtrekken. Ik loop gefrustreerd verder, de rivier zijn eigen sporen vormend. Zuchtend leg ik een plastic zak op een steen om mijn billen droog te houden . ‘Geef je nou eens over,’ verwijt ik mezelf, ‘ Laat je gedachten van -zou moeten- los.’
Een duwboot is onderweg naar de haven van Rotterdam, een vrachtschip met de naam Visioen vertrekt naar het binnenland. Ik kijk ze na, terwijl ik probeer te ontdekken waar de vogel die zo hard boven het gebrom van de schepen uit zingt zich bevindt. Een wirwar van bruingeel riet is een geweldige plek om te schuilen. Dichterbij gekwetter. Twieerrt! Daar zie ik een schim langs me heen schieten. Terwijl ik het kleine vogeltje met mijn blik probeer te volgen (wat niet lukt), trekt een schetterende ekster mijn aandacht. Ik sta op, prop mijn vuilniszak in de tas en volg de vogelgeluiden die nu duidelijk al het andere geluid overheersen. Alsof de energie alleen nog maar vogels toestaat. Ik kom bij een bruggetje dat het einde van het afgesloten natuurgebied aangeef en besluit ook hier weer te gaan zitten. Hopelijk met meer geluk een vogel te spotten.
Het is stil. Ze houden hun adem in. Zou ze het door hebben? Ik voel de verwachting tegen me duwen.
‘Wat?’ vraag ik.
Ik raak wat riet aan wat zich tegen de rand van het bruggetje heeft opgedrongen. Door de lens van de camera, ingezoomd op het blad en mijn vingers, vervaagt de achtergrond en dan zie ik het.
Een patroon dat gelijkenis vertoont met mijn eigen vingertoppen. Lijnen die onderbroken worden, cirkels maken. Stevig en toch kwetsbaar. Elk blad uniek. Geen blad is hetzelfde. Ik word bevangen door de variëteit aan schoonheid. Voel liefde en verwondering voor elk blad. Tuur door de holle stengel en voel hoe zacht ze aanvoelen als een papier waar je voor het eerst je liefdesbrief op schrijft.
Ik neem foto’s en neem enkele bladeren mee om te bewaren. Inmiddels vormt zich een enorme glimlach op mijn mond. En hoor ik vrolijk getweet en gekwetter om me heen. ‘Oké, ik snap het nu.’ Als dank je wel vorm ik een zon van riet en wilgenbladeren op de plek waar mijn schoenen een patroon hadden achtergelaten.
Op de weg terug zien de esp en de esdoorn er intenser geelgroen uit dan op de heenweg, ontdek ik elfenbankjes op een oude boomstam waar bovenop een valk is uitgehouwen en breekt heel even de zon door de grauwe deken.
Verwonderen kun je niet afdwingen, maar in stilte kun je er wel aan overgeven. Als je maar lang genoeg wacht en durft te vertrouwen op de tekens om je heen.
Reactie plaatsen
Reacties